(op)knippen en plakken: WTT 2018

In de Wet Toezicht Trustkantoren (hierna ‘Wet’) is na een Nota van Wijziging van 6 juni 2018 een nieuwe dienst opgenomen die zonder trustvergunning niet is toegestaan. Het gaat om de volgende bepaling, die is toegevoegd aan artikel 3 lid 4 van de Wet:

Het is een ieder verboden:

b. zonder vergunning op grond van deze wet werkzaamheden te verrichten gericht op zowel het ter beschikking stellen van een postadres of bezoekadres als bedoeld in onderdeel b van de begripsomschrijving van trustdienst, als het verrichten van aanvullende werkzaamheden als bedoeld in dat onderdeel, ten behoeve van een en dezelfde natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap of ten behoeve van een tot dezelfde groep als die rechtspersoon of vennootschap behorende, natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap.

De toelichting luidt als volgt:

“In aanvulling daarop is geconstateerd dat met betrekking tot trustdienst b (verlenen van domicilie en verrichten van aanvullende diensten) omzeiling van het verbod mogelijk is. Dit wordt wel het opknippen van de trustdienst genoemd. Het doel is daarbij dat een cliënt zowel een postadres of bezoekadres in Nederland krijgt en dat daarnaast een van de aanvullende diensten genoemd in onderdeel b van de definitie van trustdienst wordt verricht. Dit wordt echter niet door een en dezelfde partij gedaan, maar door verschillende aanbieders waardoor er technisch gezien geen partij is die beide elementen van trustdienst b verricht. Dit opknippen van trustdiensten wordt in de regel georganiseerd door een tussenpersoon. De cliënt richt zich tot de tussenpersoon en deze brengt de cliënt met verschillende partijen in contact om de twee elementen van trustdienst b te verrichten. Ook komt de variant voor dat een dienstverlener het opknippen organiseert, waarbij hij zelf een van de elementen verricht voor de cliënt en zorgt dat het andere element door een derde wordt verricht. In beide gevallen is materieel beoogd om trustdienst b te verrichten en zou derhalve onder het bereik van het wetsvoorstel moeten vallen. Dit gat wordt met de wijziging van artikel 3, vierde lid, gedicht.”

De betreffende bepaling is zonder slag of stoot opgenomen in het wetsvoorstel, en de Wet is vervolgens door de Tweede Kamer aangenomen. Het wetsvoorstel ligt nu in de Eerste Kamer.

Ik pleit er hierbij voor de betreffende bepaling zo spoedig mogelijk weer uit de Wet te halen, of te herformuleren, omdat deze onzorgvuldig is geformuleerd en tot onduidelijkheid zal leiden bij zakelijke dienstverleners, die bij de invoering ten onrechte onder de wet toezicht trustkantoren 2018 worden gebracht. Een parallel kan getrokken worden met de volmachtbepaling in het Besluit Wet Toezicht Trustkantoren 2018 waarover ik eerder op 7 augustus 2018 schreef (zie www.scaleslegal.nl).

In de brief van 26 juni 2018, ‘reactie artikelen trustkantoren’, geeft de minister van Financiën nadere duiding voor de toevoeging van dit artikel aan de Wet:

‘Van ‘knippen’ is sprake wanneer een tussenpersoon ervoor zorgt dat de onderdelen van de hierboven onder (2) genoemde dienst door verschillende aanbieders worden geleverd. Op deze manier ontloopt de tussenpersoon de vergunningplicht omdat het verzorgen van een post- of bezoekadres alleen als trustdienst wordt aangemerkt wanneer deze in combinatie met een bepaalde aanvullende dienst wordt verleend.’

Mijn bezwaren tegen de tekst zoals opgenomen in de Wet zijn de volgende:

  1. Het is onduidelijk wat de definitie is van werkzaamheden, die gericht zijn op het ter beschikking stellen van een postadres of bezoekadres als bedoeld in onderdeel b van de begripsomschrijving van trustdienst. De wettekst zoals nu geformuleerd, gaat er mijns inziens vanuit dat het betreffende adres door de dienstverlener zelf ter beschikking wordt gesteld. Als dit anders was bedoeld, had de tekst anders geformuleerd moeten worden, bijvoorbeeld ‘het organiseren van’ of ‘het ter beschikking doen stellen’ van een postadres. De brief van 26 juni 2018 van de minister en de toelichting in de Nota van Wijziging lijken echter uit te gaan van een andere uitleg, waarbij ook het samenbrengen als dienstverlener van diverse diensten zoals het organiseren van een postadres met aanvullende werkzaamheden zoals administratieve diensten, fiscale diensten of juridische diensten al verboden is zonder vergunning.
  2. Ook onduidelijk is of het slechts verboden is voor een dienstverlener bovengenoemde werkzaamheden gelijktijdig te verrichten, of dat het ook verboden is dat een dienstverlener dit opvolgend organiseert, waarbij bijvoorbeeld eerst een postadres wordt georganiseerd voor een buitenlandse cliënt, en daarna – bijvoorbeeld een maand later – pas administratieve diensten gaat verlenen. Wordt dit dan toch als ‘(op)knippen’ beschouwd en dus als verboden zonder vergunning? Welke tijdspanne tussen de diensten transformeert de dienstverlener tot opknipper en vergunningplichtig?

In de Nederlandse praktijk verrichten tal van zakelijke dienstverleners assistentie aan veelal buitenlandse cliënten die ondernemingsactiviteiten willen opstarten in Nederland. Deze dienstverleners staan zelf ver af van het voeren van een trustkantoor en willen dat ook helemaal niet. Het gaat om accountants, administratiekantoren, advocaten en juristen, notarissen en belastingadviseurs die in een internationale omgeving werken. Zij krijgen regelmatig verzoeken vanuit hun internationale netwerken om te assisteren bij het helpen opstarten van deze bedrijven in Nederland, die niets bij een trustkantoor te zoeken hebben omdat het geen brievenbusvennootschappen zijn, maar kleine bedrijven in de opstartfase. Deze dienstverleners verwijzen dan in de eerste fase regelmatig door naar een Regus of HNK voor het leveren van een postadres, en leveren zelf bijvoorbeeld de inhoudelijke administratieve, fiscale en juridische diensten. Is de betreffende dienstverlener die deze werkzaamheden verricht nu opeens “opknipper’ van trustdiensten geworden en moet hij vrezen voor hoge boetes van DNB of een vergunning aanvragen? Ook het NFIA en haar partners adviseren en verwijzen naar derden voor dergelijke diensten. Of, is het de bedoeling van de Nederlandse wetgever dergelijke verzoeken van buitenlandse cliënten uitsluitend nog door Nederlandse trustkantoren te laten verrichten? Dat kan toch niet waar zijn?

Mijn conclusie is, dat het toevoegen van deze bepaling ondoordacht heeft plaatsgevonden. De roep van bepaalde partijen in Nederland om alles wat de schijn van trustactiviteit heeft onder een vergunningplicht en toezicht te brengen is doorgeslagen en kan leiden tot onwerkbare situaties in geval deze onduidelijke wetgeving niet wordt aangepast. De Eerste Kamer dient daartoe mijns inziens in actie te komen.